Vroom, doch leeg in het hoofd

14 april 2015 | Auteur: | Posted in Educatie

Vroom, doch leeg in het hoofd

In de zomer van 1095 begon paus Urbanus II een tocht door het zuiden en midden van Frankrijk. Binnen een jaar legde hij liefst 3000 kilometer af en deed hij verschillende plaatsen aan. Zijn bezoek aan Clermont was zonder meer het hoogtepunt van de reis.  Er zouden voor dit bezoek zoveel mensen zijn toegestroomd dat de paus genoodzaakt was om zijn rede buiten te houden, in een open veld. Prekend als Socrates in zijn hoogtijdagen zou Urbanus hebben opgeroepen tot een oorlog om het Heilige Land terug te winnen. Van deze toespraak zijn meerdere versies overgeleverd. Vertellingen lopen uiteen, maar de versie van Robert de Monnik is een van de bekendste en meest geaccepteerde. Robert de Monnik schreef een kroniek van de Eerste Kruistocht (waaraan hij overigens zelf niet meedeed) en nam daarin ook de speech van Urbanus op. De paus sprak volgens deze versie van een ‘afschuwelijk verhaal’, waarin de moslims er bepaald niet goed vanaf komen: ‘They destroy the altars, they circumsize the christians and the blood of the circumsision they either spread upon the altars or pour into the vases of the baptismal front.’[1] Hij riep het volk op zich te verzamelen in Constantinopel en van daaruit Jeruzalem te heroveren op de moslims. Iedereen die onderweg zou omkomen, kreeg toegang tot de hemel en verlossing van alle zonden.[2]

Historici zijn het er nog altijd niet over eens waarom paus Urbanus besloot een dergelijke tocht te wagen. Historici als Blockmans en Hoppenbrouwers claimen bijvoorbeeld dat economisch pragmatisme de drijfveer was voor de kruisvaarders, die niet zelden commerciële belangen in het Byzantijnse Rijk hadden.[3] Wanneer het Byzantijnse Rijk ook islamitisch zou worden, zouden veel Europese steden en regio’s hun handelsmonopolies verliezen. Met name de Venetianen zouden zich hierom zorgen hebben gemaakt.[4] Religieuze belangen zouden zeker een rol hebben gespeeld, maar lang niet zo belangrijk zijn geweest als de economische motieven, die de boventoon voerden. Zeker is in ieder geval dat de islamitische wereld bleef groeien en aan de vooravond van de Eerste Kruistocht tot ver in het huidige Spanje reikte. Daarmee bedreigde zij zowel de religieuze als de commerciële belangen van de West-Europeanen.

Daarnaast had zich in 1054 het zogenaamde Oosters Schisma voltrokken. De taalbarrière tussen het voormalige Oost-Romeinse Rijk en het ‘Westen’ was onoverkomelijk geworden en  de Oosters-orthodoxe kerk had zich afgescheiden van de rooms-katholieke. De paus excommuniceerde hierop de patriarch van Constantinopel en vice versa. Het christendom stond, kortom, onder druk in de elfde eeuw. Reden genoeg voor paus Urbanus II om een gok te wagen en op te roepen tot een kruistocht. Een Duits vertaalburau als Genau Vertalingen was er niet bij, maar de kans lijkt klein dat ze ermee in hadden gestemd.

De Eerste Kruistocht werd een succes voor de kruisvaarders. Het einddoel – het heroveren van Jeruzalem – werd bereikt en daarnaast werd een aantal andere kruisvaarderstaten gesticht in het Heilige Land. De kruisvaarders keerden tevreden huiswaarts. Naar Genau Vertalingen.

Vanzelfsprekend werd er vanuit het islamitische kamp minder positief tegen de kruistocht aangekeken. De manier waarop verschillende auteurs refereren aan de onderneming spreekt boekdelen. Waar Paus Urbanus II zelf sprak over een ‘pious pilgrimage’[5], spraken Arabieren van een ‘inval’ of een ‘belegering’[6]: termen die bij een reguliere oorlog horen. In dit paper zal daarom bekeken worden hoe de Eerste Kruistocht is gedocumenteerd in de Europese wereld en in de Arabische wereld. In chronologische volgorde wordt de kruistocht doorlopen, aan de hand van vier gebeurtenissen: de Rijnlandslachting, de conflicten van Peter de Kluizenaar op de Balkan, het kannibalisme in Antiochië en de inname van Jeruzalem. Aan de hand hiervan zal duidelijk worden hoe heilig de Eerste Kruistocht nu eigenlijk was, en hoe de kruisvaarders hier zelf tegenaan keken. Aansluitend zal besproken worden of het terecht is dat de Eerste Kruistocht als succesvol bestempeld is.

 

De tocht op het Europese vasteland

Paus Urbanus had besloten dat de kruisvaarders zouden samenkomen in Constantinopel, op 15 augustus 1096. Van daaruit zou het christelijke leger aan de heilige missie beginnen: het veroveren van Jeruzalem. Zo snel zou het allemaal echter niet gaan. Pas in december 1096 kwam het eerste van de vier grote legers aan in Constantinopel: het leger van Godfried van Bouillon.[7] Pas in het voorjaar van 1097 was men compleet. Het wachten was voornamelijk geweest op het grote ridderleger, dat uit getrainde en bewapende mannen bestond. Met alleen legers als die van Peter de Kluizenaar (een goede 25.000 man, waarvan slechts 500 ridders), hadden de christenen het niet gered, dus het is niet verwonderlijk dat de Paus de vertraging van bijna acht maanden voor lief nam. Het succes van de Eerste Kruistocht hing af van de aanwezigheid van de ridders.

De vertraging van de kruisvaarders had verschillende redenen. Ieder leger had eigen obstakels te overwinnen en tegenslagen te verwerken. Zo had het leger van Peter de Kluizenaar problemen in de huidige Balkan, waar ze en passant een aantal veldslagen uitvochten. Desondanks kwamen de legers van Peter de Kluizenaar – relatief gezien – redelijk op tijd aan in Constantinopel.

Een andere groep maakte het een stuk bonter. Na de oproep van Paus Urbanus in Clermont, gingen legers van onder anderen Godfried van Bouillon direct op reis. Die besloten niet direct naar Constantinopel af te reizen, maar eerst een royale tussenstop te maken in het Rijnland. Paus Urbanus’ oproep om de ongelovigen te straffen werd door deze troepen erg breed geïnterpreteerd: in het Rijnland richtten ze meerdere bloedbaden aan onder joden. In grote steden als Mainz, Keulen en Worms werd op grote schaal gemoord. Een Rabbijn schreef er een hartverscheurend gedicht over, waarvan het eerste couplet luidt:

 

O God, insolent men have risen against me[8]

They have sorely afflicted us from our youth

They have devoured and destroyed us in their wrath against us

Saying, let us take their inheritance for ourselves

 

Uit het gedicht blijkt de wanhoop en de machteloosheid van de joden in het Rijnland. Daarnaast blijkt ook dat de kruisvaarders een dubbele agenda hadden: zij vochten niet alleen voor het christendom, maar hadden ook financiële belangen. Een lange tocht naar Constantinopel kostte veel geld, en met de zeer welgestelde joodse gemeenschap in de buurt, dachten de kruisvaarders niet lang na. Ook uit christelijke bronnen zal blijken dat het financiële gewin een belangrijk motief was voor de slachting.

Een andere joodse bron (Solomon bar Samson) beschrijft de tragedie op een cynischer manier: ‘Gelukkig waren zij die werden vermoord of geslacht, die stierven voor de eenheid van Zijn naam … die werden vermoord omdat Hij het wilde.’[9] Vermoord worden door de genadeloze christenen was – in de ogen van Samson – een manier om martelaar voor het geloof te worden.

Joodse schrijvers waren, kortom, geschokt door de slachting, die ook werd gedocumenteerd vanuit het christelijke kamp. Het meest wijdverspreide werk waarin de Rijnlandslachting werd besproken, was de Historia Hierosolymitanae expeditionis van Albert van Aken. De Historia zou op het nachtkastje hebben gelegen van aartsbisschop William van Tyre (ca. 1130-1186) en werd ook gebruikt door historicus Edward Gibbon. Het is opvallend hoe koel en nauwkeurig de slachting is uitgevoerd, volgens Albert van Aken:

 

‘De christelijke geest ontaardde in wreedheid tegenover de joden en zij slachtten hen zonder genade … Moeders sneden de kelen van hun kinderen open, wilden hun kinderen met eigen handen van het leven beroven, dan hen vermoord te laten worden door de onbesnedenen … Zij vernielden huizen en synagogen en namen het geld, dat zij onder zichzelf verdeelden.’[10]

 

Albert schrijft dat enkelen zich ternauwernood lieten dopen om gespaard te blijven, maar dat de meerderheid van de joden op brute wijze werd vermoord. Zo ging het in Keulen, Mainz, Regensburg, Metz en vele andere steden. Keer op keer ontstaken de christenen in een moordlustige razernij waarmee ze anderen in het Rijnland aanstaken. Kroniekschrijver Albert van Aken spreekt schande van de daden van de kruisvaarders. Hij schrijft over een ‘dwaling van de geest’ en een ‘verachtelijke misdaad.’[11] In zijn beschrijving zijn dergelijke sentimenten echter niet terug te vinden bij de kruisvaarders. Het lijkt een slachting in koelen bloede te zijn geweest, waarbij – blijkt ook hier – het financiële belang een rol speelde.

Een ooggetuigenverslag van een zekere Ekkehard van Aura geeft aan dat het voor de kruisvaarders bijna normaal was. Ze deden wat ze dachten dat goed was en deden dit uit naam van God:

 

‘As we were led through the cities of the Rhine and the Main and also the Danube, we utterly destroyed the execrable race of the Jews wherever we found them (being even in this matter zealously devoted to the Christian religion).’[12]

 

De christelijke legers verlieten het Rijnland uiteindelijk met bloed aan hun handen, maar ook met een versterkt leger. Ze waren niet alleen voorzien van nieuw geld en een volle maag, ze hadden ook nieuwe manschappen aangetrokken. Vooral het leger van Peter de Kluizenaar (ook wel Peter de Heremiet) groeide in omvang. In het Rijnland wist hij duizenden mannen, vrouwen en kinderen te overtuigen de tocht naar Jeruzalem te wagen. Dit waren echter niet de gedisciplineerde soldaten waar een legerleider van droomt. Het waren voornamelijk straatarme horigen die een kans op een nieuw leven met beide handen aangrepen. Om met de woorden van Thomas Asbridge te spreken: ‘De meesten werden gedreven door een opwelling van spontane geestdrift en gingen zonder veel voorbereiding op weg.’[13] Liefkozend wordt de kruistocht van Peter vaak de ‘Volkskruistocht’ genoemd, maar in feite bestond zijn leger grotendeels uit ongetraind, muitend voetvolk. Dat leverde binnen enkele weken al problemen op in Hongarije. De Hongaarse koning Walter was een vroom christen en voegde zich bij het gezelschap, om hen veilig door Hongarije te loodsen. Dit viel echter niet bij iedereen in goede aarde: zestien van de legers van koning Walter keerden zich tegen de plunderende kruisvaarders en vielen hen aan in de buurt van Belgrado. In de Historia van Albert van Aken staat beschreven hoe de kruisvaarders werden beroofd van alles wat ze bij zich droegen: wapens, gewaden, goud en zilver.[14] Degenen die wisten te vluchten, verstopten zich in een kerk. Die werd echter in brand gestoken en honderden kruisvaarders stierven. Het hoogtepunt zou echter een paar dagen later komen, met de wraak van de kruisvaarders. Nadat Peter en Walter hun versnipperde legers bij elkaar hadden geraapt, staken ze de Hongaars-Bulgaarse grens over. Volgens de vertelling van Albert van Aachen zagen ze daar de mannen door wie ze beroofd waren. Of dit waar is, valt te bezien, maar feit is dat het dorp van deze mannen werd platgebrand. Huizen werden gesloopt en de inwoners met honderden vermoord.[15] Niet veel later bereiken de kruisvaarders Constantinopel.

We kunnen concluderen dat veel kruisvaarders – met name de legers van Peter de Kluizenaar – zich bepaald niet vroom hebben gedragen op hun reis door Europa. Moord en plunderingen waren aan de orde van de dag en daarvoor was vaak niet eens een duidelijke reden nodig. In het Rijnland maakten de kruisvaarders zich zonder aanleiding schuldig aan ernstige misdaden, en ook hun acties op de Balkan kunnen in twijfel worden getrokken. Albert van Aken rechtvaardigt het platbranden van een Bulgaars dorpje door te stellen dat hier struikrovers woonden, maar waarschijnlijker is dat het een van de vele plunderingen van de kruisvaarders is geweest. Hoewel zij op een heilige pelgrimstocht beweerden te zijn, waren de daden van de kruisvaarders allesbehalve vroom.

 

De tocht in de islamitische wereld

Zoals gezegd verenigden de legers zich in Constantinopel. Op bovenstaande afbeelding is te zien dat niet iedereen de route door Centraal-Europa aflegde. Het ridderleger, waaronder talloze edellieden, reisde via de Pauselijke staten en vertrok per boot naar Griekenland. Toen zij in het voorjaar van 1097 aankwamen in Constantinopel, werd er niet nog meer tijd verdaan. Godfried van Bouillon sommeerde de legers en men vertrok zuidwaarts. Zoals wellicht bekend trokken zij niet direct naar Jeruzalem, maar werd eerst Nicea belegerd en een tweetal kruisvaarderstaten gesticht: het graafschap Edessa en het vorstendom Antiochië. Ook op deze tochten maakten de kruisvaarders zich allerminst geliefd.

Dat begon bij het beleg van Nicea, waar men daags na het vertrek uit Constantinopel arriveerde. Heerser Kilij Arslan verwachtte een Frankisch boerenleger, maar het kruisleger was inmiddels op oorlogssterkte. Van de 75.000 aanwezige troepen[16] waren er ongeveer 7500 te paard en nog eens 5000 zwaarbewapend voetvolk. Het was die onderschatting die Kilij Arslan fataal werd; zijn leger was sterk in de minderheid en hij ontvluchtte Nicea met de meerderheid van zijn troepen. De strijd om Nicea verliep daarmee vrijwel bloedeloos – iets waar men in Antiochië waarschijnlijk nog vaak aan heeft teruggedacht. Bij deze Syrische stad bleven de kruisvaarders anderhalf jaar hangen, en in die tijd maakten ze zich wederom schuldig aan een aantal flinke wandaden.

 

De vraag is allereerst waarom de leiders van de kruistocht zo veel tijd en moeite hebben gestoken in het veroveren van Antiochië. Veel ‘gewone’ kruisvaarders hadden hun bedenkingen bij deze strijd, die veel levens en energie kostte.[17] Het antwoord is vrij eenvoudig: zonder Antiochië was het vrijwel onmogelijk geweest Jeruzalem te veroveren. Als de kruisvaarders deze – voor middeleeuwse begrippen – metropool niet in handen hadden gehad, was er hoogstwaarschijnlijk geen toevoer van wapens en voedsel mogelijk geweest. Het mag dus geen verrassing zijn dat Antiochië met hand en tand verdedigd werd, terwijl de Frankische legers alles op alles zetten het te veroveren. En dat ging ze niet eenvoudig af. Bij het zien van de stad schreef kruisvaarder Stephen van Blois aan zijn vrouw: ‘We ontdekten dat Antiochië een zeer uitgestrekte stad was, versterkt met ongelofelijk degelijke muren en haast onneembaar.’[18] Omdat de christenen niet de middelen hadden om de stad fatsoenlijk te belegeren, werd gekozen voor een alternatieve aanpak: de uitputtingsbelegering. Om Antiochië en haar inwoners zo zwak mogelijk te maken, werd alle toevoer naar de stad zo goed en kwaad als het ging afgesneden. Op die manier zou Antiochië door uithongering aan zijn einde komen.

De kruisvaarders moesten zelf echter ook eten, wat hen verleidde tot veroveringstochten in de regio. In het nabijgelegen dorpje Mara (Ma’arra) zouden de kruisvaarders te ver zijn gegaan. Hier slachtten zij niet alleen het overgrote deel van de bevolking; de Franken zouden zelfs zijn overgegaan tot kannibalisme. Gedode vijanden zouden zonder pardon zijn opgegeten. Dergelijke acties zijn voor de Arabische schrijvers moeilijk te verkroppen. De kroniekschrijver Oesama Ibn Moenkidh vat goed samen hoe de Arabieren dachten over de tot dan toe onbekende Franken: ‘Iedereen die iets afwist van de Franken, had beesten in hen gezien die slechts superieur waren in moed en in strijdlust, net zoals dieren superieur zijn in kracht en agressie.’[19] Uit de kroniek spreekt een diepgewortelde angst en minachting voor de Franken. Deze minachting leidde ertoe dat de gebeurtenissen in Mara met de jaren erger leken te worden. Zo schreef de Arabische historicus Ali Ibn al-Athir een eeuw na dato:

 

‘De bevolking werd aan het zwaard geregen door de Franken … In Mara slachtten de Franken meer dan 100.000 mensen, waaronder een groot aantal imams en moslimgeleerden.’[20] Genau Vertalingen is nog altijd geschokt. Het Duits Vertaalbureau Genau Vertalingen.

 

Bovendien zouden de inwoners van Mara zijn ontdaan van al hun goud, zilver en kleding. De vernedering kon niet groter zijn, aldus Ibn al-Athir. Waarschijnlijk heeft hij deze cijfers echter verzonnen: aan de vooravond van de inval had Mara namelijk nog geen 10.000 inwoners.[21] Dat neemt niet weg dat de verschrikkingen in Mara wel degelijk hebben plaatsgevonden. Ook in christelijke bronnen wordt melding gemaakt van de slachting. Het is opvallend hoe onbewogen het kannibalisme hier wordt beschreven. Twee ooggetuigenverslagen die zijn overgeleverd, doen een hoop vragen rijzen.  Zo schreef Raoul van Caen:

 

‘In Mara kookten de onzen de volwassen heidenen in ketels, regen zij de kinderen aan het spit en verorberden zij hen geroosterd.’[22]

 

De beschrijving van Raoul van Caen is bijzonder oppervlakkig, wat de vermoedens doet groeien dat kannibalisme geen uitzondering was. Raoul van Caen lijkt de schaamte bijna voorbij. Slechts het feit dat hij in de zij-vorm spreekt (terwijl hij zelf wel degelijk aanwezig was in Mara), doet wel vermoeden dat hij zich enigszins bewust was van de ernst van de daden. De reeds aangehaalde Albert van Aken was echter allerminst beschaamd. Ook hij was aanwezig in Mara en schreef in zijn Historia: ‘De onzen deinsden er niet voor terug om behalve de gedode Saracenen en Turken ook honden te eten!’[23]

In een brief aan de paus zouden de kruistochtleiders later schrijven dat de Franken werden overvallen door een hongersnood, die de soldaten dreef tot deze ‘gruwelijke noodzaak.’[24] Dit lijkt iets te simplistisch gesteld. In zijn boek A History of Christianity schrijft Paul Johnson dat kannibalisme iets normaals was voor de kruisvaarders, die zich er niet voor schaamden.[25] Die bewering lijkt hout te snijden als we de gebeurtenissen en documentatie uit Mara in overweging nemen. Voor de kruisvaarders ging weinig te ver.

 

Een afbeelding van het kannibalisme in Mara. Auteur onbekend.

Uiteindelijk lukte het de kruisvaarders Antiochië in te nemen na een ‘brute plundering’[26] en in mei 1099 ging men eindelijk op weg naar Jeruzalem. Met een troepenmacht van ongeveer 13.000 soldaten begonnen de christelijke legers hun inval. Opmerkelijk zijn daarbij de “pesterijen” waarmee beide partijen zich bezighielden. Zo zetten de moslims in Jeruzalem spottend kruizen op de stadsmuren die ze bespuwden en in brand zetten. De Franken antwoordden hierop door een moslim gevangen te nemen en de stad in te katapulteren.[27] Na een belegering van zes weken (een Blitzkrieg, vergeleken met de strijd om Antiochië) werd Jeruzalem veroverd.

Op de verovering volgde de plundering van Jeruzalem, die door historici wordt beschouwd als een van de gruwelijkste gebeurtenissen uit de Middeleeuwen.[28] Kruisvaarder Raymond van Aguilers schreef:

 

‘Sommige heidenen werden genadiglijk onthoofd, anderen doorboord door pijlen, en nog weer anderen werden eerst langdurig gemarteld en daarna in verzengende vuren verbrand. In de huizen en straten lagen stapels handen, hoofden en voeten en soldaten en ridders snelden zich over de lijken heen en weer.’[29]

 

Het feit dat de Franken deze verschrikkingen op hun geweten hebben is één ding, maar de trots waarmee ze erover schreven zegt eigenlijk alles. Het was ook voor de islamitische schrijvers moeilijk te bevatten. Zij spreken van 70.000 doden (wederom een getal dat vermoedelijk flink overdreven is) en vermelden in vrijwel alle geschiedeniswerken de verschrikkingen van de val van Jeruzalem. Wat daarbij opvalt, is dat de Arabische schrijvers veel waarde hechten aan alle materiële zaken die verloren zijn gegaan. Ibn al-Athir bijvoorbeeld, beschrijft tot in detail hoe de Rotskoepel op de Tempelberg werd ontdaan van al het goud en zilver.[30] Een andere historicus, Ibn al-Qalanisi, maakt melding van alle heilige gebouwen die zijn onteerd: talloze moskeeën werden verbrand en zelfs enkele synagogen werden niet gespaard.[31] Er zijn echter geen ooggetuigenverslagen uit het islamitische kamp, om het simpele feit dat vrijwel alle moslims zijn vermoord. Waarschijnlijk heeft slechts een handvol moslims, waaronder de Fatimidische commandant Iftikar ad-Daulah, het overleefd.[32]

Feit is dat Jeruzalem na een barre, vierjarige tocht, was “bevrijd” door de Frankische kruisvaarders. De Kruistocht was daarmee tot een succesvol einde gebracht.

 

Conclusie

In dit paper is de Eerste Kruistocht bekeken in het licht van de Frankische wandaden. In het Rijnland, op de Balkan, in het Heilige Land: overal lijken de kruisvaarders zich schuldig te hebben gemaakt aan ernstige misdaden waarvan we vandaag de dag schande spreken. Daarbij moet echter een tweetal opmerkingen worden gemaakt.

Allereerst moet worden opgemerkt dat – ondanks dat het misschien werd geïnsinueerd in het voorgaande – lang niet alle kruisvaarders plunderaars en moordenaars waren. De meerderheid van het Frankische leger liet zich ongetwijfeld leiden door religieuze overtuiging, en niet door moordlust of financieel gewin. Het zou daarom onterecht zijn te stellen dat de genoemde wandaden aan alle kruisvaarders kunnen worden toegeschreven.

Daarnaast is het echter wel zo dat het moorden en plunderen zich op zeer grote schaal voltrok. Het is daarom nuttig om deze zaken nader onder de loep te nemen: de wandaden waren een wezenlijk onderdeel van de Eerste Kruistocht, dat in geen vertelling achterwege wordt gelaten. Hoewel de cijfers van Arabische geschiedschrijvers vaak veel te hoog bleken, is het zo dat (bijna) de gehele bevolking van Jeruzalem werd vermoord, zoals dat eerder al in het Rijnland en Antiochië gebeurde. Je kunt je daarom afvragen hoe heilig de Eerste Kruistocht nu eigenlijk was. De kruisvaarders zelf vonden ongetwijfeld dat het doel de middelen heiligde. Geen van hen vond het een bezwaar om, direct na het moorden in Jeruzalem, te bidden bij het Heilige Graf. Met – vaak letterlijk – het bloed aan de handen werd gebeden, zonder dat dit vreemd werd gevonden. In geen enkel ooggetuigenverslag klinkt een afkeurend geluid.[33] Het is een bizarre situatie, die aangeeft dat de kruisvaarders vaak het besef van goed en fout waren verloren. Wat overigens niet eens onbegrijpelijk is: het bevrijden van Jeruzalem was, volgens paus Urbanus II, al goed voor een plek in de hemel. Het nietsontziend plunderen en moorden werd voor de Franken geheiligd door het bevrijden van Jeruzalem.

Daarnaast rijst de vraag of de Eerste Kruistocht nu daadwerkelijk succesvol mag worden genoemd. Het antwoord daarop is niet eenvoudig. De kruisvaarders slaagden erin het einddoel te bereiken: Jeruzalem werd veroverd en gezuiverd van de ongelovigen. Voor het simpele voetvolk was daarmee de kous af en ook de paus zal gelukkig zijn geweest met dit succes op de korte termijn. Het Heilige Land was immers weer christelijk en voor zover de paus wist, zou het dat ook blijven.

Toch is het niet verrassend dat Jeruzalem in 1187 weer viel, toen Saladin de stad heroverde namens de moslims. Een christelijke enclave in een verder islamitische wereld was gedoemd te mislukken. Zeker op zo’n enorme afstand van de West-Europese bondgenoten, die maanden onderweg zouden zijn geweest als men in Jeruzalem versterking nodig had. Het was naïef van de paus om te denken dat het koninkrijk Jeruzalem stand zou houden en daarom kon de expeditie op voorhand eigenlijk alleen maar een succes op de korte termijn worden.

Daarnaast is er nog een andere factor die de Kruistocht achteraf bezien een zwarte rand geeft.  Jeruzalem was dan wel veroverd, maar tegen welke prijs? In heel Europa en in de Islamitische wereld werden de christenen gevreesd. De kruisvaarders hadden zich geprofileerd als hebzuchtige moordenaars die er niet voor terugdeinsden om andersdenkenden een kopje kleiner te maken. Het leidde tot serieuze imagoschade en een oorlog met de moslims die nog vele eeuwen zou voortduren en die het christendom uiteindelijk alleen maar zwakker heeft gemaakt.

 

Concluderend kunnen we stellen dat het te ver zou gaan om de Eerste Kruistocht als succesvol te bestempelen. De expeditie was hoogstens een succes op de korte termijn. Niet alleen omdat het koninkrijk Jeruzalem nog geen honderd jaar standhield, maar vooral omdat de christelijke legers overal waar ze langskwamen vijanden maakten. Uit de joodse en islamitische bronnen blijkt de weerzin en de vervreemding van de Frankische troepen, die zelf amper berouw toonden voor hun daden. Het doet denken aan een befaamde Arabische dichter, die ooit schreef:

 

De wereldbevolking is in tweeën gekloofd:

De ene groep is slim zonder dat zij gelooft,

De ander is vroom, doch leeg in haar hoofd.

 

 

 

Thomas Markhorst

4149718

t.markhorst@students.uu.nl

 

 

 


[1] Dana C. Munro, ‘Urban and the Crusaders’, Translations and Reprints from the Original Sources of European History, Vol 1:2, (Philadelphia: University of Pennsylvania, 1895), 5-8.

[2] Munro, ‘Urban and the Crusaders’, 5-8. Dit kom echter uit de versie van Fulcher van Chartres en niet uit die van Robert de Monnik.

[3] W. Blockmans en P. Hoppenbrouwers, Eeuwen des onderscheids, een geschiedenis van middeleeuws Europa (Amsterdam 2002), 256.

[4] Blockmans en Hoppenbrouwers, Eeuwen des onderscheids, 251.

[5] B. Rosenwein, A short history of the Middle Ages (Toronto 2009), 194.

[6] A. Maalouf, Rovers, christenhonden, vrouwenschenners (Utrecht/Antwerpen 1986) 1-62.

[7] P. Morren, De Eerste Kruistocht, 1095-1099 (Leuven 2000) 93.

[8] B. Rosenwein, Reading the Middle Ages (Toronto 2014) 268.

[9] Solomon bar Samson. The Crusaders in Mainz, may 27, 1096.

[10] A. van Aken, Emico and the slaughter of the Rhineland jews in: A.C. Krey: the First Crusade: The Accounts of Eyewitnesses and Participants, (Princeton: 1921), 54-56.

[11] Aken, The slaughter of the Rhineland jews, 55.

[12] Versie van Ekkehard in: A.C. Krey, The First Crusade, accounts of eyewitnesses and participants (Princeton 1921) 53-54.

[13] T. Asbridge, De Eerste Kruistocht, de oorsprong van het conflict tussen islam en christendom (Amsterdam 2009) 67.

[14] Aken, the slaughter of the Rhineland jews

[15] Ibidem

[16] Middeleeuwse schrijvers spreken van liefst 600.000 troepen, evenals wikipedia. Dit is hoogstwaarschijnlijk een enorme overdrijving. De nieuwste, nauwkeurigste schattingen gaan uit van ongeveer 75.000 troepen.

[17] Asbridge, De Eerste Kruistocht, 120.

[18] Ibidem

[19] A. Maalouf, Rovers, christenhonden, vrouwenschenners, 65.

[20] Ibn al-Athir, The First Crusade.

[21] Maalouf, Christenhonden, 64.

[22] Ibidem 64.

[23] Aken, Historia

[24] Maalouf 65.

[25] P. Johnson, A History of Christianity (New York 1976) 246.

[26] Asbridge, De Eerste Kruistocht, 182.

[27] Ibidem 236.

[28] Ibidem 237.

[29] Raymond van Aguilers, 150.

[30] Ibn al-Athir, the First Crusade.

[31] C. Hillenbrand, The Crusades: Islamic perspectives (New York 1999) 64.

[32] Asbridge, De Eerste Kruistocht, 237.

[33] Ibidem, 236.

Auteur:

This author has published 5 articles so far. More info about the author is coming soon.

Comments are closed.